Jukeboxen verzamelen

Uit: VRIJ - Wat Nederlanders doen als ze niet werken

‘Op een middag kwam hier een bus met bejaarden. Slecht ter been, met stokken. Ik zet een jukebox aan en daar gaan ze: iedereen dansen.’ Christ Boelens (83, petje, gekleurd sjaaltje om zijn nek) is een groot verteller. Aan een landweggetje in het Brabantse Sint-Oedenrode is zijn omvangrijke verzameling jukeboxen te vinden. Hij knipt de lichten aan en de donkere ruimte wordt een café met bankjes in Amerikaanse diner-stijl en Budweiser-neonreclames. Op de plankenvloer staan tientallen originele jukeboxen, van de jaren veertig tot de jaren zeventig, omringd door andere parafernalia, zoals oude colablikjesautomaten, de collectie emaille van zijn vrouw (van beschuitbus tot gehaktmolen), transistors en een verzameling broodroosters. Je weet niet waar je kijken moet.

‘Veertig jaar geleden heb ik mijn textielbedrijf overgedaan aan mijn zonen en toen ben ik jukeboxen gaan verzamelen. Mijn vader had al een jukebox in 1940, die is me altijd bijgebleven. Tijdens militaire dienst in Maastricht, een verschrikking vond ik dat, klommen we over het hek om naar de Congobar te gaan. Daar stond een jukebox met muziek van artiesten als Fats Domino en Elvis Presley.’

Het handelen zat Boelens in het bloed. Containers vol oude jukeboxen liet hij uit Amerika komen en samen met twee monteurs knapte hij ze op, de Seeburgs, Ami’s, Wurlitzers en Rock-Ola’s: ‘Mooi oppoetsen, het mechaniek schoonmaken en restaureren, condensators vervangen, enzovoort.’
Op zaterdagavond draait hij de verwarming open en zondagmiddag tussen één en vier is dit het Jukeboxenmuseum. Op tafel liggen fotoboeken van onder andere de scooterclub en de oldtimerclub die langskomen voor koffie én nostalgie. Want het is magisch als die grote glimmende kast aangaat. Boelens drukt op de knop van zijn favoriet: de Peacock, een Wurlitzer uit 1940, met op de ruit van de artdecokast twee pauwen die van kleur veranderen. Door een raampje erboven zie je hoe een bakelieten plaatje onder de naald schuift. ‘Que sera, sera’ galmt door de zaal, een diep, warm geluid, moeilijk om niet mee te deinen. ‘Dat komt door de buizenversterker,’ zegt Boelens glimlachend. Hij wijst op verschillende modellen. ‘Hier gaan 100 singeltjes in, en in deze 52.’

De hoogtijdagen van de jukebox waren in de jaren vijftig en zestig. ‘Nu heb je digitale machines, maar ik ben meer van het originele.’ Zijn jukeboxen zijn ook te koop. Boelens ziet dat zo: ‘Er komt weer wat bij en er gaat weer wat af. Je wil je verzameling uitbreiden en de boel onderhouden.’ Hij neemt een trekje van zijn sigaar. ‘Het geheim van de jukebox is, en dat weet niemand, als je stress hebt, of een kwaaie dag, dan draai je een plaatje en alles loopt van je af.’ Hij neemt plaats op een barkruk – ‘hier ga ik altijd zitten als ik een rondleiding geef’ – en beweegt zachtjes mee. Cliff Richard: ‘Do you do you do you do you wanna dance...’


Foto: Goed Folk
Tekst: Sanneke van Hassel

Meer verhalen